Verwerkingsopdrachten;
Lees de uitleg bij 1.1.
1. Uit welk materiaal bestaat de kern?
2. Benoem bij bron 1 nummer 1,2,3 en 4.
Lees de uitleg bij 1.2.
3. Welk bewijs had Alfred Wegener voor zijn theorie?
4. Waardoor geloofde uiteindelijk andere mensen ook zijn theorie? Leg uit.
Lees de uitleg bij 1.3
5. Leg in je eigen woorden de begrippen ‘Lithosfeer’ en ‘Athenosfeer’ uit.
6. Zoek in de atlas de kaart op over platentektoniek. Noem bij welke platen er divergentie voorkomt.
7. Welke drie vormen zijn er van convergentie?
8. Wat gebeurt er in het proces van de subductie? Gebruik in je antwoord de begrippen ‘Oceanische plaat’ en ‘Continentale plaat’.
Lees de uitleg bij 1.4
9. Noem het verschil tussen de ‘hypocentrum’ en de ‘epicentrum’.
10. Zeg of dat de volgende stellingen waar of niet waar zijn. Licht toe!
- Je hebt de continentale korst en de oceanische korst. De continenten bestaan uit graniet, wat lichter is dan het materiaal basalt waaruit de oceaanbodems bestaan.
- Het principe van het actualisme maakte plaats voor de catastrofetheorie nadat Alfred Wegener met nieuwe aanwijzingen kwam.
- De Engelsman Bacon was de eerste die zag dat de continenten niet op een vaste plek lagen maar verschoven.
- Platen kunnen van elkaar af bewegen, deze beweging vindt plaats op de bodem van de oceanen. De aardkorst ontstaat hier. Dit proces wordt divergentie genoemd.
- Het vulkanisme op de mid-oceanische ruggen is zeer explosief.
- Door botsing van continentale korsten kunnen plooiingsgebergten vormen.
- Boven hotspots ontstaat er een vulkaan die langzaam wegdrijft met de bewegende plaat die er overheen gaat. Een hotspot is de top van een gesmolten pluim.
Bron 1.
Maak jouw eigen website met JouwWeb